Standpunten

Het raadsvoorstel “Uitwerking Omgevingsvisie Hollands Kroon – Onderdeel wonen”, 28 november 2019. Het betreft permanent wonen van recreatiewoningen

Waarom de SHK heeft gestemd zoals het heeft gestemd (evaluatie).
Het voorstel “Uitwerking Omgevingsvisie Hollands Kroon – Onderdeel wonen” heeft SHK het gevoel gegeven voor de mensen die de recreatiewoningen bewonen en willen gaan bewonen, niet helpen. Het zijn veel regels, kaders en voorschriften, maar bieden geen oplossing.

Het stuk bevatte irritante fouten (art 2.1 t/m 2.4 Wro moet zijn art 2.1 de leden 1 t/m 4 en dat is de zoveelste keer dat wij hierop attenderen), onduidelijkheden (bijvoorbeeld KWK, handhaving en de basisregistratie), onvolledig stroomschema (geen jaartal bouwbesluit), onvolledige opgaven van de aantallen recreatiewoningen (bijlage 6) en onnodig complexe oplossingen voor niet bestaande problemen voor wat betreft de
vereveningsbijdrage.

Bovendien vinden wij het onjuist dat het Bouwbesluit van 2012 in alle gevallen wordt toegepast. De indieners van de zienswijzen (nota van inspraak en ambtelijke wijzigingen) hebben gewoon gelijk als zij dit naar voren brengen. Duidelijk is wel dat geen van op de huidige recreatieparken aanwezige recreatiewoningen kan worden omgezet worden naar wonen. Het stroomschema geeft dit aan, de recreatiewoning naar wonen komt al snel terecht in een uitkomst “nee vakje”.

De ‘nee-vakjes’ corresponderen met de kaders.

Kader 1. Is terecht. Uitkomst volgens de “Regionale visie verblijfsrecreatie Noord-Holland 2030”: de recreatieparken in Hollands Kroon zijn zonder uitzondering niet toekomstig bestendig. Duidelijk is dat de recreatiewoningen op een park geen toeristisch perspectief heeft, dan mogelijk wonen is.

Kader 2. De voorwaarde dat alle eigenaren moeten instemmen (100%) is veel te absoluut.

Duidelijk in de toelichting staat:
“Het zou kunnen dat er geen overeenstemming tussen eigenaren op een park gevonden wordt. Dan is omzetting naar wonen volgens de kaders niet mogelijk”. Een gekwantificeerde meerderheid is wat de SHK betreft akkoord, maar 100% is niet reëel.

Kader 3. Zoals hiervoor gesteld. Bouwbesluit 2012 altijd en overal toepassen kan niet. Het betreffende Bouwbesluit of Bouwverordening dient toegepast te worden dat gold op het moment van de afgegeven bouw- of omgevingsvergunning. Er wordt in de toelichting niet aangegeven welk park onder welk Bouwbesluit of Bouwverordening is gebouwd.

Kader 4. Het staat in dit kader wel heel strikt, maar als het College met ons van menig bent dat alle thans aanwezige solitaire recreatiewoningen en recreatieparken deel uit maken van en vallen binnen Bestaand Stedelijk Gebied (BSG), zijn wij akkoord. Maar is het nu ook duidelijk voor de aanvragers of voor ambtenaren die met de aanvragen worden belast.

Kader 5: Hier kunnen wij mee instemmen. Over het algemeen zien de
recreatieparken er redelijk fatsoenlijk uit. De één wat meer de ander wat minder.

Kader 6: Nodeloos complex zo’n vereveningsbijdrage. Verzeil niet in
betaalplanologie. Zie de brief van 4 oktober 2019 van de minister Ollongren. Beter is gewoon om een tarief in de legesverordening op te nemen.

Het onderstaande over gehouden uit de warrige beantwoording (kwantitatieve meerderheid, bouwbesluit, BSG, percentage WOZ-waarde, KWK en handhaving) tijdens de raadsvergadering, zullen bij de aanvragen tot heel veel gesteggel leiden.

Uit de raadsvergadering bleek onder andere:
dat (1) het College mogelijk niet tot 100% voor wonen op een recreatiepark behoeft over te gaan maar het ook mogelijk is dat bij een kwantitatieve meerderheid een recreatiepark tot wonen kan komen. dat (2) niet werd ingegaan op de kwestie of recreatieparken dan wel de solitaire recreatiewoningen binnen Bestaand Stedelijk Gebied liggen. dat (3) het College op technische vragen over de vereveningsbijdrage met een tarief
van 15% over de WOZ-waarde heeft beantwoord. Dat het College plots in de
raadsvergadering met een ander percentage op de proppen kwam van mogelijk 10% in plaats van 15% maar dat de ondergrens zeker geen € 3000,= zou gaan bedragen.

In de gestelde technische vragen 21 oktober 2019 is ook door de SHK de wens uitgesproken de kosten van de betreffende burgers dragelijk te houden door een veel pragmatischer werkwijze, enkel te werken met een vast bedrag op te nemen in de legesverordening. De SHK is van mening dat het percentage van 15% in het kader 6 van het raadsvoorstel had meegenomen moeten worden. Veel beter was geweest een vast redelijk bedrag in kader 6 te benoemen en dat maximaal € 1.000,= tot € 1.500,=, afhankelijk van het soort solitaire recreatiewoningen en het soort recreatiewoningen op een recreatiepark, had mogen bedragen.

Naast het voorgaande nog een opmerking namelijk, er was in de coalitie afgesproken dat het voorstel oordelend zou worden behandeld en niet naar de besluitvormende vergadering zou gaan.

Het idee achter het voorstel, het toestaan van permanente bewoning onder
voorwaarden, is goed.

De conclusie van de SHK was echter dat het raadsvoorstel in de ogen van de SHK in verste verte geen schoonheidsprijs verdiende en het totaal geen zin had technische vragen te stellen dan wel het voorstel te amenderen. Het resulteerde uiteindelijk in het feit dat de gehele fractie SHK tegen het raadsvoorstel heeft gestemd. In het verkiezingsprogramma SHK 2022-2026 zal het permanent wonen in recreatiewoningen wederom opgenomen worden.

Namens de fractie SHK,
Pim de Herder
d.d. 30-11-2019